Het staat in de grondwet. Maar is het wel zo?

Het staat in elke grondwet: alle burgers zijn gelijk voor de wet. In principe zijn alle wetten ondergeschikt aan de grondwet en mogen ze dus niet tegenstrijdig zijn met de grondwet. Dit laatste geldt zelfs voor alle artikelen van de grondwet zelf. In hoeverre wordt dit evenwel nog toegepast?

Een wetten-spaghetti, een spaghetti van wetten of een spaghetti à la loi

Het is een feit dat er in dit land, en dat geldt voor heel wat landen, enorm veel wetten bestaan. Ze beheersen het leven van voor de geboorte tot na de dood. Een deel van deze wetten heeft heel oude wortels omdat ze fundamentele principes vastleggen op een wettelijke manier. De bijbelse tien geboden hebben grotendeels iets universeel. Andere zijn dan weer erg praktische of pragmatische regels die dikwijls op opportunistische wijze tot stand zijn gekomen. Denk maar aan de resem van wetten die ons dagelijkse leven aan banden leggen. Er is altijd wel iemand die zich ergert aan het gedrag van anderen.

In de laatste decennia is er dan nog de Europese dimensie boven opgekomen. De meeste wetten vandaag, zo’n 80%, zijn zelfs niet door het eigen regionale of nationale parlement tot stand gekomen maar zijn louter de bekrachtiging van Europese richtlijnen. Voldaan al die wetten nog aan de fundamentele principes van de oorspronkelijke Grondwet? Garanderen ze nog wel gelijkheid voor alle burgers? En nog belangrijker, garanderen ze nog wel de gelijkheid voor de wet van alle burger? En hoe kunnen we aanvaarden dat een supranationale organisatie de facto de nationale grondwet de pas kan afsnijden? Het zogenaamde Verdrag van Lissabon staat er vol van maar weing parlementsleden hebben het gelezen vooaleer ze het op aandringen van hun politeiek oversten goedkeurden. Er werden natuurlijk menig verdrag geratificeerd door de verschillende parlementen van de EU-lidstaten, maar we weten allemaal dat dit eerder een pro-forma bevestiging was.

We hoeven zelfs zover niet te kijken. De Grondwet zelf is in de laatste decennia uitgehold. In de Grondwet staan bv. artikelen die tot doel hebben de zogenaamde minderheden te beschermen. Op zichzelf totaal overbodig en zelfs in tegenspraak met het principe van gelijkheid. Veto’s en alarmbelprocedures zijn als een pleister op een houten been. Het feit alleen dat men ze nodig acht, duidt erop dat de gelijkheid al geschonden is. Gelijkheid kan enkel gelden op niveau van de burger zelf. Specifieke rechten geven aan specifieke groepen is er eerder een schending van.

Priviléges

Er heerst vandaag heel wat zogenaamde “sociale onrust”, zo koppen onze kranten. Mensen – of eerder bepaalde groepen van mensen – vinden dat ze benadeeld worden. Elke groep heeft verschillende grieven, maar dikwijls komt het erop neer dat ze vinden dat de overheid hun verworven rechten niet respecteert of dat ze minder willen werken dan de overheid hun verplicht. Een deel van die onrust heeft ook te maken met de werkomstandigheden. Het is niet aangenaam te werken in verouderde gebouwen met verouderd materieel en onderhevig aan verouderde regels. De overheid is meestal gul om het belastinggeld uit te delen, maar spijtig genoeg niet om het te investeren. Wie evenwel dieper kijkt, kan zich vragen stellen.

De nieuwe klassen en standen

Er zijn in dit land drie grote sociale klasses onder de werkende bevolking. Een derde van de werkende groep werkt voor de overheid. Meestal benoemd voor het leven en beloond met gulle pensioenen. Een tweede grote groep bestaat uit arbeiders en bedienden. Ze werken op contractuele basis en krijgen min of meer een markt conforme verloning, met sterke verschillen per sector. Tot voor kort hadden zelfs arbeiders en bedienden vrij verschillende regels. Een laatste, kleinere, groep werkt als zelfstandige. Ze hebben een pak minder voordelen en bepalen zelf hoeveel ze verdienen (als dat lukt). Wanneer – en als – ze verlof nemen, nemen ze vrij grote risico’s omdat ze voor hun inkomsten afhankelijk zijn van het markt gebeuren. Nu, het loon op zich is geen reden om te spreken van ongelijkheid. In principe is dit een markt gebonden gegeven. Alleen zijn er nogal wat groepen waarvan hun verworven rechten eerder kracht van wet hebben. Dat geldt vooral de overheid en diegenen die onder een ambtenarenstatuut werken. Dat geldt ook voor heel wat sectorgebonden CAO’s. Wie ervan afwijkt (vooral dan als werkgever) hangt een gerechtelijke sanctie boven het hoofd, ook al hebben zijn activeiten weinig te maken met de CAO waarin het bedrijf ondergebracht werd.  

Leeft de burger boven zijn stand?

Het officiële begrotingstekort bedraagt nu zo’n 120% van het BNP. De interestbetalingen nemen een flinke hap uit het budget. De impliciete schuld (vooral door de pensioen verplichtingen) is evenwel 3 keer hoger. Elke bedrijf met gelijkaardige schuldratios op zijn balans is in de gevaren zone. Leningen zijn oké als ze dienen voor een investering (die dan ook geldt als de waarborg). Consumentenkrediet is dat niet. Er wordt dan gezegd dat “de burger” boven zijn stand leeft. De werkelijkheid is dat vooral sommige burgers (denk aan de geprivilegeerde groepen) tot nu toe steeds boven hun stand geleefd hebben met geld geleend door de overheid. Een vijfde van het begrotigstekort bestaat uit de afbetaling van de schulden. Deze en volgende generaties mogen het gelag betalen van de wilde feestjes uit het verleden. Voor heel wat van die geprivilegeerde groepen is het feest nog steeds bezig.

Zachte corruptie

Terwijl de werkende burger de factuur betaalt, rijst ook de vraag wat de overheid er precies mee aanvangt. Niet alles dient om de werkingskosten van een niet-efficiënte overheid te financieren. Een groot deel blijft ook hangen aan kleverige vingers. Vier miljard euro per jaar in de sector van openbare werken. Sommige sectoren (denk aan openbaar vervoer), waarbij de overheid aandeelhouder is, zijn tot 80% gesubsidieerd. Als er geen subsidies zijn, wordt de marktprijs kunstmatig hoog gehouden (denk aan telecommunicatie en energie) zodat de gebruiker eigenlijk een verborgen belasting betaalt. De raden van bestuur van deze bedrijven zitten dan ook vol met afgedankte? politici en vakbondsleden, kwestie van de verankering van de priviléges veilig te stellen, ook in de zogenaamde privé-sector. Als het dan misloopt zijn ze wel de eersten om het schip te verlaten. Voorkennis helpt.

Wat is de kostprijs van deze zachte corrupte en verankerde priviléges? Met een kleine berekening komt men al snel tot een grove schatting die tientallen miljarden euro bedraagt. Indien men deze misbruiken zou aanpakken, dan kunnen de belastingen wellicht met 30 tot 50% omlaag zonder effectief verlies van de publieke dienstverlening. Dit kan alleen indien het gerecht, dat de Grondwet in ere moet houden, behoorlijk zou werken. Een rechtstaat garandeert dat elke burger rechten heeft en dat betekent ook dat hij niet onrechtmatig bestolen wordt, of het nu door de overheid en zijn handlangers is of door andere medeburgers.   

Is het meerderheidsprincipe democratisch?

Wanneer de naïeve burger dergelijke vragen opwerpt, krijgt hij steevast te horen dat het toch zo is dat de democratie werkt? De meerderheid heeft nu eenmaal gekozen voor deze overheid en is maar al te blij dat zijn groep zijn priviléges wettelijk heeft kunnen verankeren. De werkelijkheid is anders. We leven in een particratie en de meeste zittende/regerende politici zijn niet diegenen die met de meerderheid van de stemmen verkozen werden. Bovendien werd de lijst van verkiesbare politici reeds op voorhand deskundig samengesteld door het partijbestuur. Zelfs diegenen die effectief zetelen krijgen hun richtlijnen vanuit het partijbestuur en niet vanuit hun geweten, ook al staat dit laatste ook in de Grondwet. De gelijkheid van de burgers wordt ook niet gewaarborgd door een meerderheid over alles te laten beslissen. Een stem is geen vrijgeleide. De burger is maar vrij als hij in de eerste plaats voor zichzelf kan beslissen met als correlaat dat hij dan ook de verantwoordelijkheid ervoor draagt. Een echte democratie creëert zo weinig mogelijk meerderheden door ze zo lokaal mogelijk (en dus klein) te houden. Men delegeert alleen naar een grotere groep als men het zelf niet kan oplossen.

Basisinkomen?

Een idee dat recentelijk veel opgang maakt is dat van een basisinkomen voor iedereen. Indien correct en zonder meerkost ingevoerd, is dit duidelijk een stap in de goede richting om alle burgers gelijk voor de wet te houden. Het betekent ook dat het bedrag afhankelijk zou moeten zijn van de economische conjunctuur en men geen uitzonderingen toelaat. Als alles een uitzondering heeft, dan bestaat het eigenlijk niet en zitten we binnen de kortste keren terug in de ondoorzichtige situatie, met zijn misbruiken en priviléges, van vandaag. Daar schuilt het addertje. Een gegarandeerd basisinkomen mag geen vrijgeleide zijn om geen maatschappelijke verantwoordelijkheid op te nemen. Wie erover nadenkt, moet ook beseffen dat de consequente toepassing ook aanpassingen vergt op andere vlakken. Gelijkheid veronderstelt ook een gelijke belasting voor iedereen.

Clientilisme

Een vraag die blijft hangen is wel waarom al die priviléges konden ontstaan? Priviléges zijn een vorm van corruptie en corruptie is een vorm van diefstal. Diefstal schendt de rechten van de burger en is ook – bij wet – verboden. De Machiavellis gebruiken dit om via het toekennen van priviléges hun macht te verzegelen, ook al moeten ze daarvoor de wet naar eigen hand zetten. De schuld van de gever is groter dan de zwakheid van de ontvanger. Cliëntilisme heeft dus een belangrijke morele impact. Diegene die er zich aan vergrijpt is niet de goede pater familias die macht uitoefenen vereist. Clientilisme is machtsmisbruik. Spijtig is dit nu zo verspreid geraakt dat en dit bijna als het nieuwe normaal is gaan beschouwen.

Als alles een uitzondering heeft, dan bestaat er eigenlijk niets

Clientilisme – ofwel zachte corruptie – is ook terug te vinden in de wet. De wet zou gelijk moeten zijn voor alle burgers, maar de uitzonderingen zijn dat niet. Afwijkingen van de algemene regel kunnen moreel verantwoord zijn als ze door de meerderheid van de burgers gedragen worden. Mensen met een handicap mogen wat extra hulp krijgen. Maar geldt dat ook voor specifieke belangengroepen? Vestigingswetten zijn er om de concurrentie weg te houden, vakbondsafgevaardigden worden via de wet ongeveer ongenaakbaar. Wie macht en geld heeft kan er altijd voor zorgen dat de afwijkingen in de wet een specifiek voordeel opleveren. Men kan dan allerlei redenen inroepen, zelfs de bescherming van minderheden. Wordt een minderheid beschermt door hen het recht te geven de meerderheid af te blokken? Al de uitzonderingen komen er eigenlijk op neer dat de uitzondering de regel wordt en dat het gelijkheidsprincipe in de wet volledig wordt uitgehold.

Federalisme op zijn Belgisch: the worst of all choices

Ook in ons land is het clientilisme een officiële doctrine, in wijdere kringen bekend als de ultieme compromispolitiek. Als twee honden vechten om één been, dan elkeen de helft in plaats van elk een been te geven dat ze graag lusten. Dit land is unitair ontstaan omdat de grote mogendheden een unitaire buffer nodig hadden. Een landsgrens is evenwel dikwijls vrij artificieel en houdt geen rekening met de verschillende bevolkingsgroepen zelf. De compromispolitiek, die vooral gemotiveerd werd door het behoud van macht, komt erop neer dat een land dat nauwelijks meer inwoners heeft dan een grote wereldstad de facto zes regeringen waarbij geen enkele nog echt verantwoordelijk is omdat de macht verdeeld wordt, ook over materies die in eerste plaats lokaal moeten aangepakt worden. Men heeft dan ook de bevoegdheden naar beneden toegekend maar zodanig dat men dikwijls, vooral dan fiscaal, nog steeds van het centrale niveau afhankelijk blijft. Het resultaat is een complexe wirwar van regels, instanties en bevoegden dat verlammend werkt. Zelfs al zou de burger misschien gelijk zijn voor de wet, in principe, de facto is hij aan handen en voeten gebonden en wordt zijn vrijheid tot handelen door de wet zelf aan banden gelegd. De wet zelf is de bron van ongelijkheid. De complexe staatsstructuur is er het instrument van.

Charlie Popper (2016, met een update in 2021. Het is er niet beter op geworden).